Bea en Paul Dewerchin

Zowel Bea Dewerchin (94) als haar man Paul Dewerchin (97) groeiden als kind op in Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ondanks hun gezegende leeftijd blijven de herinneringen aan die periode voortleven. 

Bea

Bea: “Ik woonde vlak bij het Magdalenakerkhof. Ik groeide er op in een gezin met 6 kinderen: 3 meisjes en 3 jongens. Ik was 10 jaar toen op 10 mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het was die dag mooi weer. Ik zat op dat moment op school in het lyceum OLV Vlaanderen. Moeder overste kwam plots binnen in de zaal en zei dat we naar huis mochten. Enkele kinderen begonnen te giechelen, maar moeder overste wees hen meteen terecht. Toen ik thuiskwam, wist vader al dat er oorlog was. Er was voordien al twee keer een mobilisatie geweest, dus vader was voorbereid. Hij had al de kelder verstevigd met treinbielzen. Moeder had er kussens en dekens gelegd. De ruiten in de andere kamers waren afgeplakt met bruin papier, om ze te verduisteren en om glasbreuk te voorkomen.

In de vooravond ging het luchtalarm voor het eerst af. Op de eerste dag werd Kunstwerkstede De Coene al getroffen (de Duitsers wilden eigenlijk het station raken). Er werkten daar toen zo’n 3 000 mensen. Ook een poppenfabriek stond in brand.

In de begindagen van de oorlog zaten er veel vluchtelingen uit het Antwerpse in het Magdalenapark. Wij brachten hen voedseloverschotten. Velen van hen wilden doortrekken naar Frankrijk.” 

Ontsnapt aan de dood

“Van 23 tot 28 mei vond de Leieslag plaats. Duitsers en Engelsen beschoten elkaar en een obus viel in onze speelkamer. Het keukenplafond lag beneden en er zaten schrapnels in de vloer, die vader in 1939 laten betonneren had, voorzienig als hij was. Dat is trouwens niet de enige keer dat vader aan de dood is ontsnapt. Hij kreeg ooit in Gent tijdens een bombardement zelfs een schrapnel in zijn hoed. Hij vloog door de luchtdruk op de trappen van het station naar beneden.”

Sinterklaas en een andere gast

“Tijdens de bezetting sliepen heel wat Duitse soldaten bij Kortrijkzanen. In 1942 wilden er al enkelen bij ons thuis slapen, maar ik had op dat moment een longontsteking. Vader moest mij telkens naar de kelder dragen om te schuilen voor bombardementen. Hij ging een document halen waarop stond dat ik een besmettelijke ziekte had en hing dat uit aan het raam. De Duitsers waren bang om ziek te worden en wilden daarom toch niet bij ons logeren.

Later zijn we er echter niet aan ontsnapt en kwam een Duitse soldaat bij ons inslapen, minstens een jaar. Hij vierde bij ons Sinterklaas mee, een feest dat hij nog niet kende. Tegen betaling konden mensen de Sint met zijn Pieten thuis laten langskomen. Dat was nog altijd toegelaten door de Duitsers.”

Het geloof van een kind

“Tijdens de sluiting van onze school, kwamen kinderen uit de buurt vaak spelen bij ons thuis. Ze kenden liedjes over de oorlog en over Hitler. Wij mochten ze niet zingen als vader thuis was. 

Later gingen de scholen weer open. Elke school had een schuilkelder. We kregen les in de kelder. Een klasgenootje had altijd een groot kruisbeeld in haar zak zitten. Ze zei me op een dag dat Jezus haar zou redden. De dag daarna sneuvelden zij en 5 andere familieledens en hun kindermeisje tijdens het bombardement van 26 maart 1944. Haar ouders en een paar andere kinderen overleefden het wel. Met de klas gingen we allemaal naar de begrafenis.”

Ontheemd

“Ook ons huis werd zwaar beschadigd tijdens dat bombardement. Het was daardoor onbewoonbaar. Mijn vader had gelukkig een broer in het Zottegemse waar we meer dan een jaar konden verblijven. In die tijd waren er nog geen verhuiswagens, maar vader was voorzitter van de Boerenbond. Hij kon zo aan een grote vrachtwagen geraken om ons huisraad tot daar te krijgen. Een ander voordeel van zijn functie was dat hij veel boeren kende. Daardoor hebben wij nooit honger gekend.”

Paul

Bea’s man Paul Dewerchin is geboren in 1926. Ook hij herinnert zich de oorlog nog levendig. Paul: “Ik woonde toen in de Tuinstraat. Het engste moment tijdens bombardementen vond ik altijd als de lichten uitgingen. In maart 1944 viel er een bom van de geallieerden op de weide achter het Sint-Amandscollege, waar ik schoolliep. Alle ruiten sneuvelden en het glas lag op onze lesbanken. Op dat moment was de turnzaal trouwens bezet door Duitse soldaten. Zij kwamen daar oefeningen doen. Later zijn ze verhuisd naar de feestzaal.”

Tikkende tijdbom

“Mijn familie en ik zijn tijdens het dubbel bombardement in de nacht van 20 op 21 juli 1944 gevlucht naar Bellegem. Bij het tweede bombardement werden ook tijdbommen gedropt. Dat waren smerige bommen: er zijn er nog tot 3 dagen daarna ontploft, bijvoorbeeld op de Robbeplaats (nu het Louis Robbeplein) bij een apotheker. Daar is toen nog iemand gesneuveld.

Wij hielpen nadien puinruimen in de Beheerstraat. We vonden er een bom in het midden van de straat. We moesten ons uit de voeten maken, maar konden vanaf de spoorweg zien hoe men stro rond de bom stak en die daarna gewoon liet ontploffen. Nu zouden ze daarvoor de hele buurt ontruimen.”

Nadagen van de oorlog

“Die zomer van ’44 liepen de Duitsers erg nerveus rond. De stemming was omgeslagen na de landing in Normandië op 6 juni. Ik herinner me nog hoe ik zat te lezen op de weide achter ons huis. De tram naar Moeskroen passeerde en stopte aan de halte. De Duitsers hielden er een razzia. Verschillende jonge gasten probeerden te vluchten, maar de soldaten schoten in de lucht. Ze pakten daarna een paar jongeren op. 

Kort voor de Bevrijding braken er aan de Leie gevechten uit tussen de Duitsers en het verzet. Onze buren hadden 4 kinderen en zij schuilden bij ons, omdat we meerdere kelders hadden. Maar onze buurjongen van 18 jaar werd doodgeschoten door de Duitsers toen hij munitie wou halen.”

Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog

 

Paul en Bea
Bea
Bea