Dat bibliotheken kostbare schatten herbergen, is geen geheim. Zo vind je bij openbare bibliotheek Kortrijk een unieke, uitgebreide vinylcollectie. Sinds 1968 is hier een verzameling aangelegd van ruim 25.000 originele lp’s en ongeveer evenveel singles: een zeldzaam muzikaal archief dat alle denkbare genres overspant.
Na vele jaren van hard labeur op diverse draaitafels in de stad genieten deze grijsaards tegenwoordig van een welverdiend pensioen in een goed bewaard archief. En sinds december 2023 kunnen muziekliefhebbers deze historische vinylcollectie ontlenen.
Via Vinylboutique willen we deze schatten van weleer nog eens onder de aandacht brengen van iedere muziekliefhebber met een hart voor vinyl. Daarom zetten we regelmatig één of meerdere platen in de kijker. Van classic tot onbekend meesterwerk, van commercieel hoogtepunt tot uitgespuwd en onbemind, alles komt aan bod!
Where I'm Coming From (1971) - Stevie Wonder
Een maand voor z’n 21e verjaardag, bracht Stevie Wonder ‘Where I'm Coming From’ uit, zijn veertiende studioalbum en het meest opvallende album uit zijn nog jonge carrière. Het album bood een vooruitblik - zowel qua diversiteit in songs als qua futuristische productie - op zijn vele successen later in de jaren 70. Alle nummers werden geschreven door Wonder zelf en zijn toenmalige echtgenote, Syreeta Wright.
‘Where I'm Coming From’ was zijn eerste zelfgeproduceerde werk. Dat stelde hem in staat om personages te creëren en zich te verdiepen in thema's die veel actueler waren en geluiden die veel moderner waren.
Zo is er voor elke soort fan wel een meesterlijke song te vinden, de zalvende love-ballad Think of me as your soldier, de apocalyptische funk van Do yourself a favor, de verfrissende pop- en top 10-hit If you really love me en een pijnlijk stukje hartzeer-soul op Never Dreamed You'd Leave in Summer. In I Wanna Talk to You heeft hij het over racisme, een onderwerp dat destijds nog taboe was bij zijn label, Motown.
Instrumentaal ruimde de clavinet plaats voor vroege synthesizers, wat Wonder op zijn beurt zou leiden tot zijn decenniumbepalende experimenten met het Original New Timbral Orchestra, een opwindende technologische vooruitgang die Moog- en ARP-uitvoer combineerde. Wonder zou er helemaal induiken.
Tijdens en na de opnames onderhandelde Wonder met Motown over een nieuw platencontract. Het nieuwe contract zou hem meer artistieke vrijheid garanderen, maar ook met ‘Where I'm Coming From’ liet Wonder al merken dat hij zich ontworstelde aan het strikte beleid van de platenbazen. Hoewel Motown-oprichter Berry Gordy zijn bedenkingen had over dit album, werd het op 12 april 1972 door Tamla Records (een sublabel van Motown) uitgebracht. Wonder bereikte er de 62ste plaats in de Amerikaanse hitlijst mee.
Bronnen : wikipedia, allmusic.com, ultimateclassicrock.com
Hoboken Saturday Night is het tweede album van de Amerikaanse band The Insect Trust, uitgebracht in 1970.
Hoewel kritisch ontvangen bij z’n initiële release, is het album ondertussen een cultklassieker geworden, mede door de belangenbehartiging van Robert Christgau, die de re-release in 2004 ook van uitvoerige liner-notes voorzag.
Hoe kan een combo dat zichzelf ‘The Insect Trust’ noemt ook anders dan eclectisch klinken. De vijf vaste bandleden (Luke Faust, Robert Palmer, Trevor Koehler, Nancy Jeffries en Bill Barth – allen multi-instrumentalisten) worden hier bijgestaan door gastmuzikanten als Elvin Jones, William Folwell, Ralph Casale, onder anderen.
Collectief tasten ze de grenzen af van verschillende genres: singer-songwriter, psychedelische pop, folk-rock, dirt road country, vroegmoderne jazz en blues, ondertussen handig de clichés van elk van deze genres vermijdend.
Robert Christgau schreef "deze gepassioneerde humanisten klinken vriendelijk en hebben een charmante, vrolijke, onstuitbaar experimentele plaat neergezet". In zijn overlijdensbericht voor bandlid Robert Palmer noemde hij het een “geweldig verloren hippiealbum”. The Courier Journal zei dat "de plaat een ravottend, stampend wonder is, dat alle gitaren-bas-en-drumsketenen breekt die de Beatles op hedendaagse muziek hebben gezet". Een column in de Times-News meende dat zangeres Nancy Jeffries "misschien wel de beste popzangeres van het land is", en merkte op dat het album "vol zit met stoffige spinnenwebben van muziek waar niemand in jaren in heeft geprikt".
Bronnen : wikipedia, allmusic.com, Robert Christgau
Six Days in Berlin is het vierde studioalbum van de Britse muzikant Mike Batt. Na het succes van de albums Tarot Suite (1979) en Waves (1980), met daarop hits als Lady of the Dawn, Imbecile, Run Like the Wind, The Winds of Change en Mona, leek dit een soort voorgenomen commerciële zelfmoord.
Hij nam het album op in de beroemde Hansa studios in Berlijn, waar hij wel een aantal goede studiomusici trof, maar een behoorlijk onwillig orkest van de Berlijnse Opera. Met de partituren in de hand moest Batt het opnemen tegen de duurbetaalde studiotijd.
De grotendeels instrumentale suite in zes delen - Six Days in Berlin - bevatte veel van Batts typische specerijen, maar breidde ze uit tot een op de een of andere manier avant-gardistisch klinkend stuk.
Het album bevat voor die tijd behoorlijk experimentele muziek. De muziek is niet klassiek te noemen, noch pop of rock, maar bevat elementen van dit alles. In tijden van punk was een grotendeels instrumentaal album een commerciële gok. Qua verkoop deed het dan ook niet veel, maar Batt vond het achteraf een geslaagd experiment. Dat het album vrijwel niets deed, mag blijken uit het feit dat het pas na 28 jaar op compact disc verscheen, gekoppeld aan ‘Waves’. Waarschijnlijk waren er te weinig kopers geweest voor dit album alleen (andere albums verschenen veel eerder op cd).
Batt werkte later samen met Katie Melua, en schreef nummers voor Steely Dan, Art Garfunkel, Vanessa Mae en vele andere groten.
Bronnen: rateyourmusic.com, wikipedia
Bijna 15 jaar lang was King Sunny Adé Nigeria’s grootste muzikale publiekstrekker en de regerende monarch van jùjú-muziek voor hij in 1982 een korte, maar vruchtbare wereldtour maakte op het internationale Mango Records-label. De drie albums die daaruit voortvloeiden – 'Juju Music', 'Synchro System' en ‘Aura’ - gaven King Sunny Adé & His African Beats een ongekende bekendheid op de westerse markt en lieten heel wat muziekliefhebbers kennismaken met de klanken van Afropop.
Commercieel succes
‘Juju Music’ is het debuut uit 1982 en blijft de beste van het stel. In de loop van zeven songs legt de band zijn kenmerkende mix neer van talking drum-grooves, multi-gitaarweefsels, zangerige vocale harmonieën en pedal steel-accenten. Voor dit debuut op een groot label gooien Adé en zijn 20-koppige entourage er ook wat smaakvolle synthesizerstukjes en een paar reggae-dub-uitspattingen in. Naast klassieke jújù-pop, zoals Ja Funmi en Ma Jaiye Oni, serveren ze percussiebreakdowns, zoals Sunny Ti De Ariya, en een bedwelmende mix van soul, dub en slierten synth in 365 Is My Number/The Message. Overal voegt Adé behendig Hawaïaanse slide-gitaarlicks en Spaans getinte lijnen toe die doen denken aan Jimi Hendrix' All Along the Watchtower.
Toetsenist Martin Meissonnier producete het album en introduceerde synthesizers en LinnDrum in Adé's gevestigde jùjú-geluid. ‘Juju Music’ was zelfs commercieel een relatief succes en stond 29 weken in de onderste helft van de Billboard 200 pop chart. Opmerkelijk voor een plaat die voornamelijk in Yorùbá wordt gezongen.
Recensies
Voor westerlingen leek Adé’s muziek eclectisch. Recensenten van ‘Juju Music’ gaven op verschillende manieren commentaar op de vermenging van "de spacey mixtechnieken van Jamaicaanse dub" in Adé's "Nigeriaanse polyritmiek" en - nog minutieuzer - op de "echo's van oude reggae in zijn magere gitaarriffs, salsa in zijn Yorubaanse drumpatronen, country in het steel-gitaarspel, dub in de wijdopen gaten van de muziek, folk en calypso in zijn zachte zang en de Grateful Dead en jazz in zijn lange jams". De New York Times omschreef het album in 1982 als "het verfrissendste dance-muziekalbum van het jaar" en dichtte het later, in 1990, de lancering toe van de World Beat-beweging in de Verenigde Staten.
Juju Music zou niet alleen de eerste keuze moeten zijn voor Adé-ontdekkers, maar ook voor de Afropop-nieuwsgierigen.
Bronnen: Pitchfork / Wikipedia / allmusic.com
Begin jaren 80 duiken er onder invloed van de New Wave of British Heavy Metal bands heel wat nieuwe groepen op in België. Een ervan is het Brugse Acid.
Carrière
Gitarist Demon, zangeres Kate De Lombaert en bassist T-Bone begonnen als Precious Page en doopten de band in 1980 om tot Acid. Wat later kwam Anvill erbij als drummer. Na de komst van Dizzy Lizzy als tweede gitarist namen ze de single Hell on Wheels op, die ze in juli 1982 uitbrachten via Roadrunner Records. Het eerste titelloze album volgde in januari 1983 en in hetzelfde jaar het tweede album ‘Maniac’. In 1985 kwam het derde album uit, ‘Engine Beast’. Kort daarna ging de band uit elkaar.
Tijdens hun carrière speelden ze in België, Nederland en Frankrijk en traden ze op met groepen als Black Sabbath, Manowar, Loudness, Venom, Picture, Bodine en Motörhead.
Belgische pioniers van de speedmetal
Conceptueel komt Acid in de buurt van bands als Motörhead en Venom. Zo staan ze mee aan de bakermat van de speedmetal. Naast Anvil namen ze het voortouw om de agressieve kant van deze scene te laten zien en samen met Girlschool hadden ze als een van de eersten in het genre een zangeres.
Pure headbangmagie
Van ‘Maniac’ zouden volgens de groep 19.000 stuks verkocht zijn. Enkele verhalen uit die tijd beweren dat de platenzaak van manager Luc Van den Bossche helemaal vol lag met de releases van Acid.
Tegenwoordig klinkt Acid misschien heel banaal voor jongere luisteraars, maar voor '83 was dit extreem spul. Voor wie gewoon van klassieke 80's heavy metal houdt, is Acid pure headbangmagie, zoals het razende laatste nummer op het album, Bottoms Up, aantoont. Dit deuntje zal elk feest op gang trekken. Uiteindelijk heeft ‘Maniac’ geen enkele slechte track en de productie van het album vat perfect de ruige energie en power van Acid.
Bronnen: Demofarm / Metal-Archives / Wikipedia
In 1981 verhuizen Nick Cave en z’n bende Australische punks van Melbourne naar Londen. Ze veranderen hun naam van The Boys Next Door in The Birthday Party en hun eerder conventionele new-wave/post-punksound krijgt een shot blues, jazz en rockabilly door de toevoeging van Rowland S. Howard op gitaar.
Verontrustend geluidsspektakel
Hun eerste album ‘Prayers on Fire’ moet op dat moment zo ongeveer het meest verontrustende muziekwerk ooit zijn geweest. Niets liet vermoeden dat de als een dolgedraaide maniak schreeuwende Nick Cave 15 jaar later het gekende duet met Kylie Minogue zou opnemen.
Gewoon ‘zingen’ is er niet bij op dit album en het zou ook niet passen. Tribale drums en een dreigende baslijn openen de plaat met het nummer Zoo-Music Girl. Een misplaatste trompet en een repetitief orgelakkoord ondersteunen het woeste gehuil. De hoogmis van ontaarde seksualiteit, sadomasochisme en dierlijke lust wordt hier gevierd, en dit is pas het eerste nummer ... Nick the stripper en andere bizarre karakters bezingen moord, bloed, verval en insecten. Alsof een schilderij van Jeroen Bosch in muziek gevat is.
Voor een select publiek
De vele kakofonische explosies, de grimmige, suïcidale sfeer die het werkt uitademt, de radicaal rauwe en agressieve stijl, Caves’ frenetieke geschreeuw over moordenaars, rottende lijken, bloed en vunzigheid, door geesten bezeten krankzinnigen die 's nachts door moerassen waren, gewelddaden en bizarre, ondefinieerbare gestalten, zorgden niet direct voor commercieel succes. Al werd de band wel in de armen gesloten door critici en trokken ze de aandacht van autoriteiten als BBC-dj John Peel.
Over het algemeen is ‘Prayers on Fire’ geen album voor iedereen, tenzij je het als noise torture wil gebruiken. Het is wél voor wie dol is op donkere, dreigende muziek en voor wie wil weten hoe een brakke mix van doodgeknuppelde blues en mismeesterde jazz klinkt.
Bronnen: Wikipedia / allmusic.com / rockandrollglobe.com
Gil Scott-Heron (Chicago, 1 april 1949 - New York, 27 mei 2011) was een Amerikaanse dichter, muzikant en schrijver.
Sterk politieke teksten
Scott-Heron werd de 'Godfather of Rap' of ‘the Black Bob Dylan’ genoemd, voornamelijk door zijn spoken-word optredens. Hij bracht naast een tiental albums ook verscheidene dichtbundels uit. Zijn teksten waren sterk politiek en getuigden van sympathieën met de Black Power-beweging. Vooral bekend is zijn werk uit de jaren 70 en vroege jaren 80, met name The revolution will not be televised van zijn debuutalbum uit 1970. Daarin hekelt hij de consumptiemaatschappij en de rassensegregatie. Schatplichtig aan jazz, funk en soul en beïnvloedde hij op zijn beurt weer verschillende generaties hiphopartiesten.
Invloed op hedendaagse muziek
De invloed van Scott-Heron op de hedendaagse populaire muziek is enorm. De platen die hij maakte in de jaren zeventig vormden de basis voor wat later hip hop zou worden. Deze gevoelens waren echter niet wederzijds, blijkens het nummer Message to the Messengers van zijn comebackalbum 'Spirits' uit 1994; "(die rappers) hebben te weinig muzikale ervaring; ik heb in bands gespeeld voordat ik een dichter werd. Er is een verschil tussen woorden op muziek zetten en diezelfde woorden in de muziek te integreren. Ze verbergen hun ware persoonlijkheid achter een hoop slang-woorden.
'Reflections' en 'Moving Target' zijn twee opeenvolgende albums uit ’81 en ’82. Op het album 'Moving Target' is voor het eerst tenor-saxofonist Ron Holloway te horen, die funknummers als Fast Lane en Black History/the world van een stevig vleugje jazz voorzag. Holloway bleef bij Scott-Heron, tot hij in ’89 bij Dizzy Gillespie ging spelen.
Comeback na zestien jaar
Scott-Heron had af te rekenen met een drank- en cocaïneverslaving. De afgelopen twaalf jaar trad hij nog maar sporadisch op en bracht hij zijn tijd voornamelijk door in drugspanden en gevangenissen. In 2008 raakte bekend dat hij HIV-positief was. Toch maakte hij begin 2010 een opmerkelijke comeback met het album 'We're New Here', het eerste in zestien jaar. De plaat was volgens muziekcritici een van de beste van 2010.
YMO (Yellow Magic Orchestra – opgericht door Ryuichi Sakamoto, Japan) maakte van 1981 een baanbrekend jaar voor de muziekindustrie.
Computertechnologie
Met de release van 'BGM' en 'Technodelic' introduceerde YMO een nieuwe manier om samples* en loops te gebruiken door geluidsfragmenten te herprogrammeren met de nieuw beschikbare computertechnologie. Hun frisse en vernieuwende kijk op composities was meteen de aftrap van een heel nieuwe muziekscene, dance.
Klassieker in de elektronische muziek
Hoewel veel experimenteler dan de vier vorige albums, is 'Technodelic' tegelijk minimalistischer, funky en soulvol. Het complexe beatbox-ritme op Seoul Music ligt mijlenver voor op Boing Boom Tschak van Kraftwerk, dat pas 5 jaar later verscheen. De melodie op Key is classic YMO, met als abstracte twist een metalige synth en gemuteerde vocals. Gradated Grey: atmosferisch, emotioneel en dankzij het aanstekelijke refrein, misschien wel het beste YMO-nummer ooit.
De combinatie van drie songschrijvers en hun verschillende insteek, de excellente groove en experimenteel synthwerk maken van dit album een terechte klassieker in de elektronische muziek. Onmisbaar voor iedereen into new-wave en tot op heden modern en relevant.
Soundtracks
Ryuichi Sakamoto ging later verder in de experimentele elektronische hedendaagse muziek, en werd vooral bekend om zijn soundtracks voor diverse films en tv-reeksen.
* Voor de techneuten: de meeste samples werden gemaakt met een LMD-649, een handgemaakte digitale sampler die werd ontwikkeld door ingenieur Kenji Murata. Noemenswaardige samples zijn gezangen afkomstig van de Indonesische Kecak-dans, de gamelan en korte opnames van stemmen.
Solis Lacus was de eerste groep van de gerenommeerde Belgische jazzpianist Michel Herr. Hij was in de jaren zeventig ook pioneer van de elektronische fusion & jazzrock in Europa. Solis Lacus deelde vaak het podium met Marc Moulin en diens jazzgroep Placebo. Samen vormden ze het Belgische antwoord op de Britse jazzrock-pioniers Nucleus.
Top van begin tot einde
Het album 'Solis Lacus' wordt door kenners beschouwd als een van de beste fusionplaten uit de Europese jazzscene uit de jaren 70. De plaat kan schaamteloos naast Herbie Hancock’s 'Head Hunters' of het beste van CTI Records (zoals bv. Freddie Hubbard) staan.
Soepele en subtiel verwoestende jazzrock, die van begin tot eind een stukje boven de grond lijkt te zweven dankzij de atmosferisch en doorluchtige Rhodes-elektrische piano van Herr. Het album is top van begin tot einde. Nummers als Utopic Cities en Little green man klinken nu nog steeds minstens even opwindend als ze in ’75 moeten hebben geklonken.
In duo met 'Perspective'
In 1978 nam Michel Herr het album ‘Perspective’ op, samen met Bruno Castellucci, Wolfgang Engstfeld en Wim Essed. Het is intussen een moeilijk te vinden topper in het jazz-funk genre. Zo is het pianowerk van Herr op onder andere Continuous Flow zeer aantrekkelijk. In 1992 werden beide platen heruitgebracht op één cd als ‘Perspective/Solis Lacus’. De LP 'Solis Lacus' werd in 2012 heruitgebracht door platenlabel Heavenly Sweetness en in 2022 door Sdban Records.