Germain Hellin (89) leefde zijn hele leven lang in de Sint-Antoniusstraat. Een rasechte Kortrijkzaan die de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervond. Armoede was in die tijd nooit ver weg, maar Germain herinnert zich ook vrolijkere anekdotes.
Hard werk in de textielsector
Germain werd in 1935 geboren in de Sint-Antoniusstraat, waar hij nog altijd woont. Germain: “Mijn moeder beviel bij ons thuis, de buurvrouw assisteerde moeder bij de bevalling. Ik had twee broers en een zus. Mijn vader werkte in de textielsector. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest hij een paar jaar verplicht in Duitsland werken. Bij zijn terugkeer kon hij met de trein tot Oostende sporen, maar het resterende stuk tot Kortrijk moest hij te voet afleggen. Mijn moeder verdiende ondertussen de kost met zware arbeid in Spinnerij De Stoop. Ze stond telkens om 4 uur op en ging dan te voet, zonder licht, naar haar werk.
Ik herinner me een Duits bombardement op cinema Feestpaleis in onze ‘cité’. Gelukkig was er op dat moment geen vertoning, waardoor er geen doden vielen, maar het Feestpaleis lag wel plat. De Duitse bombardementen duurden eigenlijk niet zo lang. Op het einde van de oorlog was het de beurt aan de Engelsen. Dat ging telkens gepaard met een hevig geronk van vliegtuigen. De ruiten trilden dag en nacht. ’s Nachts was het overal donker want licht maken was verboden. Veel buurtbewoners schuilden in de kelder van de toenmalige brandweerkazerne. Zelf sliep ik soms op het platteland. Na de bombardementen kwam ik altijd kijken of mijn ouders nog leefden. Op een dag was er vlakbij een bom gevallen en stond er een spoorstaaf recht voor onze deur. Tegen het einde van de oorlog werden de Engelse bombardementen vervangen door Duitse V1’s en V2’s. Ik heb er nog één zien overvliegen voor hij op Walle viel, met twee doden tot gevolg.
Oorlogsdieet en ondeugd
Tijdens de oorlog was er veel armoede. De maaltijden bestonden meestal uit erwten- of bonenpap. Ook aardappelen in de pel met vette darmen of zwijnenpoot stonden vaak op het menu, bij gebrek aan ander vlees. Boter hadden we niet, enkel smout. Soms stopten de Duitsers ons wat groen, ongedesemd brood toe. Mensen waagden zich minder buiten, en velen trokken naar het platteland. Om aan kolen te geraken, stalen we die van Duitse treinen. We klommen achteraan op de trein en smeten de kolen eraf. Het was natuurlijk altijd opletten om niet betrapt te worden. De opbrengst gebruikte ik om mijn overnachtingen bij boeren te betalen. Maar op de duur hadden zij genoeg kolen en was ik niet langer welkom.
Ik ging naar school bij de Broeders Van Dale. Te voet, want een fiets had ik niet. De broeders hielden zich niet in om mij te slaan. Moeder was het op een dag beu en gaf een broeder zelf een ‘wip’. Daarna mocht ik veranderen van school. In de vrije tijd haalden we vaak kattenkwaad uit in de buurt. ‘Belletjetrek’ was een van onze favoriete bezigheden, net zoals voetballen of zwemmen in het Kanaal Bossuit-Kortrijk of in de bomkraters aan de spoorwegbrug De Drie Duikers. Daar had je kristalhelder water en we gingen er graag naaktzwemmen met de meisjes.
Niet ver van de Sint-Antoniusstraat waren er Duitsers gestationeerd in Parc Saint-Georges. Vlak voor de Bevrijding trokken ze weg, ik zag zes Duitsers vluchten op één zijspan. Heel wat van hen moesten ook te voet vluchten. Ze vormden een stoet tot Oudenaarde.”
Germain was duidelijk niet van een kleintje vervaard. Na de oorlog ging hij onder andere werken als schilder van hoogspanningen, waarvoor hij in masten tot 40 meter hoog moest klimmen. Toen hij na de oorlog anderhalf jaar in Duitsland legerdienst deed, leerde hij er een Duitser kennen die tijdens de oorlog in Wevelgem gestationeerd was. Germain mocht er elke dag gaan eten. Op zijn 89e houdt hij ervan om ritjes te maken met zijn 50 jaar oude Opel Manta.
Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog