Jean Mattelaer

De 95-jarige Kortrijkzaan Jean Mattelaer is een vat vol verhalen over zijn tienerjaren tijdens de Tweede wereldoorlog. Ook zijn vrouw Nicole Madoe wordt nog steeds teruggekatapulteerd naar die tijd bij het zien van oorlogsbeelden.

De start van de vijandigheden

Jean: “Ik werd geboren op 9 januari 1929 en ben de oudste van vier kinderen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog woonde ik in de Jan Breydellaan. Op 10 mei 1940 werden we gewekt door het geronk van vliegtuigen. We luisterden naar de radio, die volop verslag deed over de oorlog. De Duitsers waren toen al aan het bombarderen, onder andere in Eben-Emael.

Later in mei hoorde ik dat de Leiebruggen met luide knallen opgeblazen werden door de geallieerden. Ze deden dit in de hoop dat de Duitsers niet zo makkelijk van de ene kant van Kortrijk naar de andere kant konden komen. Soms lukte dat niet in één keer en moesten ze opnieuw dynamiteren. De dichtstbijzijnde huizen liepen natuurlijk grote schade op.

Op 27 mei 1940 reden de Duitsers voor het eerst onze straat binnen. De Engelsen gooiden kleine bommen en hier en daar waren er nog ontploffingen in de wijk. Enkele huizen werden getroffen, een vrachtwagen brandde uit en vijf Duitse soldaten lieten het leven in het Groeningepark.

In juni 1940 begon men levensmiddelen te rantsoeneren. Je had toen zegels nodig voor alles: brood, eieren, boter, vlees, … De zegels waren genummerd van 1 tot 10.  Van het ene product kreeg je meer zegels dan van het andere, bijvoorbeeld brood had je meer nodig. Iedereen moest zijn porties afhalen in de Grote Hallen op het Schouwburgplein.

Gefascineerd door de oorlog

Gedurende de oorlog begon ik dagboeken bij te houden. Die bevatten zowel persoonlijke anekdotes als informatie over de troepenbewegingen die ik nauwlettend volgde. Mijn broer en ik maakten er ook een spel van om alle vliegtuigen die we zagen te herkennen. Een Duitse Messerschmitt, een Engelse Spitfire of Mosquito, een Amerikaanse Marauder of Mitchell ... We tekenden ze na en vergeleken ze met elkaar. We luisterden ook vaak naar de BBC, ook al was dat verboden.

Bombardementen waren op gegeven moment bijna dagelijkse kost. We schuilden toen telkens in onze kelder. Daar hadden we altijd wijwater bij. Tijdens de oorlog heb ik eigenlijk maar één keer elders geslapen, bij de treinwachter in Stasegem. Ik zat ’s ochtends vol muggenbeten en wou daarna altijd thuis slapen. Onze buurman was een drankenhandelaar. Na een bombardement gebeurde het dat hij vroeg om samen een glaasje te drinken om van de schrik te bekomen. Ik mocht als oudste zoon soms meedoen, dat sloeg ik niet af …

De laatste loodjes

De dagen voor en van de Bevrijding zaten nog vol risico’s. Honderden Duitsers trokken weg uit de stad, ik zag ze te voet of op fietsen zonder banden wegvluchten. Ze zagen er ontmoedigd uit. Het centrum van Kortrijk was zwaar getroffen. Een groot deel van de huizen rond de Grote Markt lag plat en van het postgebouw bleef alleen nog de toren over. De Sint-Michielskerk was afgebrand na een bombardement. Mijn broer ging meehelpen om het puin te ruimen. De oorlogsburgemeester van Kortrijk was gevlucht en een andere politicus verving hem voorlopig.

Op 2 september zaten de geallieerden al in Rijsel. We beseften dat Kortrijk de dagen nadien zou volgen. Op 4 september was er een grote toeloop op de Grote Markt. Ook ik wou die sfeer opsnuiven. Mensen liepen er chaotisch door elkaar. Ik zag er voor het eerst jeeps, iets wat wij nog niet kenden. De definitieve Bevrijding volgde op 6 september.

Collaborateurs kregen toen bezoek van de menigte. Die vernielden hun huizen en bestalen de winkels, vooral die met voedsel. Ik heb nog gezien hoe ze in onze straat een piano uit het raam naar beneden gooiden.

Na de Bevrijding ben ik gestopt met mijn dagboek. Ik was zo gelukkig omdat ik dacht dat de oorlog voorbij was. We hoefden niet meer bang te zijn. Maar daarna begonnen de Duitsers nog V1’s en V2’s te lanceren.”

Nicole

Ook Jeans vrouw Nicole Madoe heeft nog herinneringen aan de oorlog. Nicole: “Ik woonde in de Toekomststraat. Tijdens het grote bombardement van 26 maart 1944 werd ons huis bijna volledig verwoest. Wij schuilden op dat moment in de kelder en konden niet meer naar boven. Gelukkig was er eerder een gat in de keldermuur gemaakt. Zo konden we ontsnappen via de kelder van het huis naast ons, dat toebehoorde aan onze tante. Bij andere buren sneuvelden drie kinderen en de meid tijdens datzelfde bombardement. Hun ouders waren op dat moment bij vrienden in de Leiestraat.

We hadden ook een wasserij bij ons thuis en die was nog intact. Als jong meisje sliep ik daar in een van de manden. Daarna hebben we een klein ‘appartementje’ gemaakt in de wasserij, waar we tijdelijk woonden. Op het einde van de oorlog werd mijn papa opgeroepen om te vechten bij het Belgisch leger. Mijn mamazette ondertussen de wasserij verder. Voor de veiligheid gingen we ’s nachts soms op een boerderij in Zwevegem overnachten. 

Wat me meest bijbleef, is de geur van de platgegooide huizen na een bombardement. Als het luchtalarm afging, moesten we snel met kaarsen naar de kelder. Ook daar hing een typische wakke geur, die ik me nog levendig voor de geest kan halen. Als ik nu beelden van de oorlog in Oekraïne op tv zie, beleef ik dat allemaal opnieuw.”

Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog

 

Jean
Jean
Jean