Joseph Demaître

Joseph Demaître (87) groeide tijdens de Tweede Wereldoorlog op in Kortrijk. Hij zag met zijn eigen ogen de verwoestende gevolgen van de bombardementen. 

Geloof tijdens de oorlog 

Joseph: “Ik werd geboren in 1936 en woonde als kind in de Sint-Rochuslaan. We waren met zes kinderen thuis. Vader was een boerenzoon en veehandelaar, dus we hadden nooit gebrek aan eten tijdens de oorlog. Ik koester goeie herinneringen aan die tijd. Ik hing altijd buiten rond. De Sint-Rochuslaan stond vol bomen, waarvan er na de oorlog door houttekort veel met een handzaag afgezaagd werden. We hadden weinig nodig om ons bezig te houden. Voetballen deden we met een blik of een krant die we bijeenbonden met touw. Of we fietsten omhoog op de ingang van het ziekenhuis Maria’s Voorzienigheid. Als we vielen, werden we meteen verzorgd door de zusters. Met de Chiro gingen we er zingen in de kapel tijdens de nachtmis op Kerstavond. In die tijd speelde de kerk een belangrijke rol. Zelf was ik misdienaar in de Sint-Rochuskerk. Ik herinner me hoe ik de toren beklom en er de wijzers van het torenuurwerk vasthad. We speelden er ook op het orgel. Als we de kerkklokken luidden, gingen we met het touw omhoog tot het plafond. Tijdens de oorlog haalden de Duitsers de klokken trouwens weg voor het brons. Later kwamen er nieuwe. 

Nachtelijke schuilplekken 

Tijdens nachtelijke bombardementen haalde vader ons uit bed en moesten we naar de kelder vluchten. Via gaten in de keldermuren konden we naar de aangrenzende huizen. Op de Vogelmarkt (het huidige Volksplein) waren buizen voor de waterleiding omgebouwd tot een onderstand (bunker). Ik herinner me een koppel dat gevlucht was uit de Wagenmakersstraat, zij stierven er naast een boom tijdens een bombardement. Eens zag ik een brandend vliegtuig over ons huis vliegen en neerstorten op een weide aan Maria’s Voorzienigheid. Tijdens bombardementen vluchtten we soms naar de onderstand onder het ziekenhuis. Hoewel Maria’s Voorzienigheid fel leed tijdens de oorlog, bleef de bunker intact. Hij was zo stevig gebouwd dat ze hem na de oorlog niet konden afbreken. Ze moesten een deel van het ziekenhuis erbovenop bouwen. Bij de definitieve afbraak van Maria’s Voorzienigheid, een paar jaar geleden, ging ik daarom nog eens kijken. 

Tegen het einde van de oorlog gingen we soms schuilen in het gehucht Tombroek. De kinderen gingen voorop met de tram en de ouders volgden wat later. 

Sigaretten, chocolade en tomaten 

Net na de Bevrijding speelde ik op de plek waar nu café ’t Kanon staat, toen er vrachtwagens met Duitse krijgsgevangen voorbijkwamen. Ze werden bewaakt door gewapende Engelse militairen. De Belgische krijgsgevangenen in Duitsland maakten dan weer de omgekeerde beweging. We gingen hen opwachtten aan het station. Soms waren mensen ontgoocheld omdat hun geliefde, vriend of familielid er niet bij was. 

Veel Engelse legervoertuigen parkeerden in de Sint-Rochuslaan. Op achtjarige leeftijd konden mijn vrienden en ik al wat Engels. We schooiden bij de militairen sigaretten van het merk Player’s voor vader en chocolade voor moeder. Van de Canadese soldaten werd gezegd dat ze dol waren op tomaten, die wij hen toewierpen. Ook bij de Blauwe Hoeve stonden Engelse voertuigen, waarmee we soms een ritje in de laadbak mochten maken. 

Oorlogsbuit 

Tijdens de oorlog waren er bommen gevallen in de omgeving van de Beverlaai, waardoor er nog steeds kraters waren, onder andere in de Monseigneur De Haernelaan. Ze stonden vol water en we vingen er salamanders. Ik vermoed dat er nu nog altijd bommen in die buurt verborgen liggen. Ook in de Burgemeester Pyckestraat moesten ze de heropbouw van huizen stopzetten nadat er bommen ontdekt werden. Wij groeven daar oud ijzer op en brachten het met een stootkar naar een schroothandelaar. Met de opbrengst kochten we lekkers bij de ijskar. Een ijsje kostte toen 1 à 5 frank. Ook gingen we met onze stootkar naar Kunstwerkstede De Coene voor gratis ‘schaverlingen’, om thuis te gebruiken als brandstof. 

Na de oorlog bouwde men op het Volksplein noodwoningen voor Kortrijkzanen die hun huis hadden verloren. Zelf verhuisde ik naar de Doorniksewijk. Ik werd beenhouwer en opende in 1961 mijn eigen beenhouwerij.” 

Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog

 

Joseph
Joseph
Joseph