Laurette Dorpels (95) groeide op in Kortrijk, waar haar ouderlijk huis tijdens de Tweede Wereldoorlog tweemaal getroffen werd door bombardementen.
Twee keer getroffen
Laurette: “Ik werd geboren in 1929 en woonde in de Filips van de Elzaslaan, mijn ouders hadden drie dochters en twee zonen. Ons huis werd twee keer getroffen tijdens bombardementen. De eerste keer werd de helft van ons huis verwoest; de tweede keer bleef er niets van over. Gelukkig waren we beide keren niet thuis; voor onze veiligheid sliepen we tegen betaling bij mensen in de Roggelaan. Mijn vader was behanger en we hadden ook een stoffenwinkel bij ons thuis. Na het eerste bombardement namen we zelf de heropbouw in handen en maakten we een soort ‘barak’ als noodonderkomen. Na het tweede bombardement kregen we financiële steun van de overheid voor de heropbouw, maar vader gaf dat geld weg aan een weduwe en haar dochter uit onze straat die alles kwijt waren. Bij dat bombardement verloor een andere vrouw uit onze straat haar benen.
De verloren zoon
Ik ging naar school in OLV van Bijstand, maar mocht in het begin van de oorlog uit angst van mijn ouders niet meer gaan. Mijn 18-jarige broer Paul, die er nog veel jonger uitzag, werd opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Ondanks een doktersattest dat hij ziek was, kwamen Duitse soldaten hem midden in de nacht bij ons thuis halen. Mijn vader vroeg of hij hem tenminste zelf mocht wakker maken. Uiteindelijk mocht Paul nog een week terugkeren naar thuis, op voorwaarde dat mijn vader een formulier ondertekende dat hij zelf in Duitsland zou gaan werken als Paul toch niet opdaagde. Na die week werd Paul definitief weggehaald en hoorden we een paar jaar niets meer van hem. Pas tegen het einde van de oorlog keerde hij terug naar huis.”
Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog