Omer Soubry was van 1977 tot 1989 schepen in Kortrijk. Als kind beleefde hij de Tweede Wereldoorlog in Heule. Omer kan daar nog uren over vertellen.
Riskante praktijken
“Ik ben geboren in 1937. Mijn kinderjaren bracht ik door in Heule. Vader had in de Eerste Wereldoorlog al in het leger gediend, van augustus ‘14 tot ‘augustus ‘19. In 1918 zei men dat hij tijdens de oorlog geen soldaat geweest was, dus hij mocht dan nog niet afzwaaien en moest nog een jaar langer dienst doen.
Ik was de jongste van 4 kinderen thuis. Als kleine spruit ‘tjoolde’ ik tijdens de oorlogsjaren overal mee met mijn broer en zussen. Mijn ouders luisterden vaak naar de Engelse radio, wat toen verboden was. Ze volgden op landkaarten nauwgezet alle operaties van de geallieerden. Mijn zus en ik stonden ondertussen op de uitkijk. Zodra we onraad roken, alarmeerden we meteen onze ouders. Zij zetten de radio dan snel uit en rolden alle kaarten op. We liepen trouwens nog meer risico, want een van de buren was ondergedoken bij ons thuis. Een mooi voorbeeld van de grote solidariteit in die jaren. Zijn lief kwam elke morgen het bed opmaken.
Prijsstijgingen en voedselhulp
De oorlog associeer ik met prijsstijgingen. Het leven was duur. Waar je bijvoorbeeld voordien 80 frank voor een kilo boter betaalde, was dat tijdens de oorlog gestegen tot 280 frank. Om de grootste honger te lenigen, hadden de Duitsers in 1940 Winterhulp opgericht. Later nam de Kerk dat over van hen. Daardoor mocht ik als jongste van het gezin elke dag gratis soep gaan eten.
De wonderbaarlijke visvangst
De winter van 1942 was zeer koud. Plots spoelden aan de kust miljoenen haringen (‘levaarts’) aan. Ik zat op de broederschool en zie het nog gebeuren. De haringen werden zomaar van de vrachtwagen geschept en op de koer naast de toiletten gelegd. Iedereen had recht op één emmer haring. Mijn oma woonde ook bij ons thuis, dus zo kregen we zeven kuipen mee. Een koelkast en diepvriezer bestonden niet. We legden de haringen in de pekel (water en azijn) om ze te bewaren.
Angst en nervositeit
De angst voor de bezetters leefde enorm bij de bevolking. Een kennis had zodanig veel schrik om opgeëist te worden voor verplichte arbeid, iets dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog al had meegemaakt, dat hij zijn hand wou afhakken. Men kon hem nog tegenhouden, maar die man is geëindigd in de psychiatrie.
In de nacht van 20 op 21 juli 1944 vonden er twee grote bombardementen plaats. Ze waren gericht op de spoorwegbrug over de Leie, maar die werd nooit geraakt. Tijdens zulke bombardementen schuilden we telkens in de kelder van de buren. We geraakten daar via een gat vanuit onze eigen kelder, die veel kleiner was dan die van hen. We bedekten ons gezicht met natte doeken tegen het opdwarrelende stof.
Toen de Duitsers zich vlak voor de Bevrijding terugtrokken, heerste er een grote nervositeit. Ze hadden schrik voor het verzet. Als burger begaf je je op dat moment dus best niet buiten. Een Heulenaar stond toch op Heuleplaats en reageerde niet op een Duits bevel om zijn handen uit zijn zakken te halen. Daarop werd hij gefusilleerd. Heulenaars brachten hem nog naar het ziekenhuis, maar dat mocht niet meer baten. Mijn vader was toen enorm kwaad. Burgers neerschieten was voor hem uit den boze.
Een kameraad van mij woonde op een plek waar net geschoten was door verzetsstrijders. De Duitsers stormden zijn huis binnen. De vader van mijn maat had zijn handen vol bloem, anders was hij zeker opgepakt.
Paardenvlees à volonté
Heel wat Duitsers sneuvelden bij de terugtrekking uit Heule. Ze probeerden met paard en kar te vluchten, maar de Engelsen konden hen vanuit een uitkijkpost goed spotten en beschoten hen. Er werden verschillende paarden dood achtergelaten in de Hoge Dreef. Het nieuws ging rond als een lopend vuurtje. Toen vader terugkeerde van zijn werk, trok hij samen met mijn broer naar de Hoge Dreef. Ze waren er niet alleen. Iedereen sneed stukken vlees uit de dode paarden. Tegen de avond waren alle paarden ‘gekuist’. Vader kwam naar huis met een volle emmer paardenvlees. Ik heb toen voor het eerst paardenvlees gegeten. We aten ons buikje rond. Vader droeg zelfs wat paardenvlees naar zijn moeder in Gullegem.
Te vroeg gejuicht
Valére Vanwynsberghe uit Heule zat bij het verzet. Hij werd neergeschoten tijdens gevechten op 2 september 1944, net voor de Bevrijding. De ‘witte bende’ (het verzet) heeft hem toen plechtig begraven. Het viel op hoeveel volk er op de begrafenis aanwezig was en zogezegd bij de ‘witte bende’ zat.
Een Engelse piloot zat al sinds februari 1944 ondergedoken in Heule. Hij was onderweg naar Duitsland voor bombardementen, maar het slechte weer dwong hem rechtsomkeer te maken. Zijn vliegtuig werd neergehaald boven Ooigem, maar de piloot overleefde het. Eerst zat hij een tijdje in Ooigem ondergedoken, daarna bij een familie in Heule. Toen ze dachten dat Heule bevrijd was, kwamen zij samen buiten om te vieren, maar plots bleek dat de Duitsers nog niet volledig weg waren. Die familie is meteen gevlucht met de piloot.
Consequenties voor collaborateurs
Bij de Bevrijding nam de bevolking wraak op sympathisanten van de Duitsers. Een Heulenaar, Hector Cleppe, was voorzitter van het Davidsfonds geweest tijdens de bezetting en werd opgepakt door de ‘witte bende’. Zijn twee broers hadden heel de oorlog voor de Duitsers gewerkt, maar hen liet de ‘witte bende’ wel gaan. Hector is daarover heel zijn leven verbitterd gebleven. Hij werd samen met anderen ‘tentoongesteld’ tijdens een optocht op Heuleplaats. Onderweg moesten ze het kruid uittrekken. Die mensen werden opgesloten in de toneelzaal van Heule, waar nu het zwembad en de sportzaal staan.
Ik herinner me ook hoe ik met mijn moeder en zuster stond te kijken hoe de winkel van Lecot geplunderd werd. De plunderaars smeten alles op straat.
Bevrijd
Na de Bevrijding volgden de bevrijdingsstoeten. Elke straat had zijn stoet die eindigde op Heuleplaats. Er werd veel gedronken. Poppen die Hitler uitbeeldden werden in brand gestoken.
Bij ons thuis sliepen er na de Bevrijding twee Engelse soldaten. Dat was voor hen een welgekomen rustpauze. Ze gaven Engelse les aan mij en mijn zussen. ‘s Avonds kwam de militaire politie kijken of ze wel op tijd binnen waren.
Na de Bevrijding keerden ook verschillende Kortrijkzanen terug uit de kampen. Ik herinner mij in het bijzonder één man. Als hij zijn hemd afdeed, kon je zien dat zijn kampnummer in zijn rug gebrand was.”
Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog