René Totaert

In een meeslepend relaas neemt René Totaert ons mee door zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Kortrijk. Van zijn communie te midden van bombardementen tot de hectiek tijdens de Bevrijding.

Communie te midden van chaos

“Ik ben geboren in 1932 en was 8 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ik herinner me nog de bombardementen op Kortrijk. Achteraf gezien ging het leven gewoon door. Mijn plechtige communie in 1944 is een goed voorbeeld. In onze wijk gebeurde dat met een processie met kaarsen op dinsdag, in andere wijken was dat al twee dagen voordien. Enkele kinderen die op zondag hun communie gevierd hadden, leefden op dinsdag al niet meer. Ze waren gesneuveld tijdens een bombardement.

Voor onze communiefoto’s moesten we in onze mooie kledij over puin kruipen om tot bij de fotograaf te geraken. Maar zijn studio lag ook in puin, waardoor we op zoek moesten gaan naar een andere fotograaf.”

Kortrijkse kelders

“Verspreid over Kortrijk lagen openbare schuilkelders, bijvoorbeeld onder de toenmalige brandweer. Sommige hadden zelfs fietsen waarmee je elektriciteit kon maken door te trappen. Wij schuilden vaak onder het Begijnhof. Ik zie er nog de kartonnen dozen vol fotonegatieven in glas voor mij. Waardevolle stukken, die we telkens braafjes teruglegden.

Ik liep school waar zich nu de Basisschool Sint-Jozef bevindt. Als het luchtalarm luidde, konden we schuilen in het huidige WZC Sint-Carolus. Later kwam het kantoor van de Post in mijn school, waardoor de lessen stopgezet werden.

Ook onder Brouwerij Lust in de Potterijstraat konden mensen schuilen. Velen gingen daar overnachten. Wij woonden in die straat maar sliepen thuis en liepen pas naar de brouwerij als het luchtalarm afging. Dat gebeurde soms een paar keer per nacht. De schuilkelder lag er vol mensen en de lampen schudden heen en weer door de bommen. Mijn vader zei al lachend dat hij de vliegtuigen hoorde opstijgen in Engeland.”

Vlucht naar Kuurne

“Ik herinner me een bombardement op de Veemarkt, waar nu een frituur staat. De brandweer kwam toe en scheen met lichten onder het puin. Maar de brandweerman zag er geen doen aan en vertrok terug zonder actie te ondernemen.

Op een dag stond er plots een Duitse soldaat voor onze deur. Er was net een bom gevallen op cinema Feestpaleis in de Slachthuisstraat. De Duitser kwam schuilen in onze kelder. Hij liet ons wel galant voor.

In de nacht van 20 op 21 juli 1944 waren er twee grote bombardementen. Na het tweede vonden we onze woning niet meer veilig. We vluchtten naar familie in Kuurne. Onderweg werden we tegengehouden door Duitse soldaten maar die lieten ons door. De rest van de oorlog sliepen we bij die familie. Er was toch plaats vrij omdat een aantal familieleden daar niet meer thuis durfden slapen. Jonge gasten konden immers opgepakt worden om verplichte arbeid te leveren voor de Duitsers.

Mijn vader werkte bij Kunstwerkstede De Coene. Hij moest dus elke dag te voet van Kuurne richting Marke om er te gaan werken. Telkens het luchtalarm daar afging, onderbrak het personeel het werk en vluchtten ze naar buiten. Tegen dat ze terug waren, ging de volgende sirene al bijna. In de omgeving rond het bedrijf lag het vol met bomkraters.”

Hectiek voor de Bevrijding

“De dagen voor de Bevrijding in september 1944 verliepen hectisch. Het Duitse leger begon zich terug te trekken en mensen plunderden winkels. Ik herinner me hoe ik een jongen uit een voorname familie met gestolen gerief zag lopen. Hij zal thuis niet al te goed ontvangen zijn … De Duitsers bevonden zich nog op de Houtmarkt, waar nu de Academie huist. Ik stond met mijn vader op de hoek van de Potterijstraat en de Voorstraat te kijken naar de mensen die in de Lange Steenstraat een winkel aan het plunderen waren. Een Duitse soldaat kwam op zijn gemak eens kijken. Hij wandelde met een geweer op zijn schouder in de Sint-Niklaasstraat tot op de hoek van de Voorstraat. Toen hij de plundering zag, keerde hij in paniek terug met zijn geweer in de aanslag.

Ongeveer op hetzelfde moment kwam een motor met zijspan met drie Duitse soldaten voorbij. Ze hadden hun automatisch geweer op de huizen gericht. Ikzelf, mijn vader en een buur vluchtten snel naar huis. Daarna schoten ze van de Houtmarkt naar de overkant van mijn huis, dat in het gezichtsveld lag. De buur stond aan de overkant in de deuropening. Telkens als hij zijn hoofd durfde buitensteken, schoten de Duitsers naar hem. Gelukkig werd hij niet geraakt.

In de dagen rond de bevrijding zag ik aan de Gentpoort een Engelse tank op de hoek met de Minister Liebaertlaan. De Duitsers waren al gevlucht, maar ze waren vergeten om de brug over het kanaal te vernietigen. Ze keerden speciaal daarvoor terug maar werden verhinderd doordat de Engelse tank hen beschoot.”

Bedrog met bankbiljetten

“Na de oorlog werd ander geld ingevoerd in België. Alle Belgen moesten hun bankbriefjes inruilen voor een beperkte som nieuwe biljetten. Minister van Financiën Camille Gutt wilde met die wet de strijd aangaan tegen de inflatie en de zwarte oorlogswinsten aanpakken. Per gezinslid werd er maximum 2000 frank in nieuwe biljetten uitgekeerd. Rijke Kortrijkzanen vroegen daarom aan armere burgers om geld voor hen in te wisselen, in ruil voor een kleine compensatie. Er waren ook een aantal uitzonderingen. Zo gold de regeling niet voor publieke instellingen zoals kloosters en kerken. Sommige rijken boden daarom kloosters of liefdadige instellingen aan om een fors bedrag te schenken … om dan later een deel daarvan terug te krijgen in nieuwe biljetten.

De meeste burgers konden niet sparen tijdens de oorlog. Mijn ouders hebben nog 40 frank betaald voor een kilogram graan. Een goede vakman verdiende 5 frank per uur. Dat betekent dat die een dag moest werken voor een kilo graan.”

Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog

René
René en zijn vrouw
René