Bommen en bonbons
De confiserie van Theresines ouders werd gebombardeerd in de Tweede Wereldoorlog
Theresine Decaluwe (89) woonde als meisje van 9 jaar in de Zwevegemsestraat, toen haar huis op 26 maart 1944 platgegooid werd door een bombardement van de geallieerden.
Confiserie en chaos
Theresine: “Mijn ouders hadden een confiserie in de Zwevegemsestraat 42. 26 maart 1944 was een mooie lentedag, tot een bom pal op ons huis viel. Wij zaten op dat moment net aan de overkant van de straat in café De Olifant. De uitbaatster was daar alleen en had ons uit schrik bij haar geroepen. Er schoot nadien niets meer over van onze woning. In een ander huis in de straat was een jonge moeder net thuisgekomen uit het ziekenhuis met haar boorling. Na het bombardement vond men haar dood terug, voorovergebogen over haar baby die nog leefde. Nog altijd heb ik schrik als ik oorlogsbeelden zie op tv.”
De prijs van oorlog
“Mijn vader is het bombardement nooit echt te boven gekomen. Hij is ziek geworden en blijven sukkelen. Daarna moesten we drie maanden bij onze tante wonen. We kregen meubels van het Rode Kruis om ons leven weer op te bouwen en mochten ‘s middags eten in hun afdeling op de Houtmarkt. Na die drie maanden vonden we een nieuwe woning in de Voorzienigheidsstraat, waar mijn ouders ook de confiserie heropstartten. Het heeft 9 jaar geduurd eer we een schadevergoeding kregen, ten tijde van mijn bruiloft. Het bedrag betrof enkel het huis zelf. Voor voorwerpen zoals de flessen wijn van mijn vader werden we niet vergoed. Die werden beschouwd als luxe.”
Schuilen en samenhorigheid
“Dat bombardement op 26 maart was zeker geen alleenstaand geval. Kortrijk werd wel vaker getroffen. Inwoners schuilden in een kelder. In onze nieuwe woning in de Voorzienigheidsstraat had de keldermuur gaten, die hem verbond met de kelders van de buren. Ook bij de andere buren was dat het geval. Zo kon je van het ene huis naar het andere gaan. Ook mijn school had een schuilkelder. Als de sirene ging, moesten we meteen naar beneden om daar te schuilen met natte doeken voor onze mond.”
Vaders verzet en moeders moed
“Ik herinner me ook een Duitse legeroptocht eerder in de oorlog. De soldaten passeerden aan onze winkel. Mijn vader moest van hen de vlag groeten maar weigerde. Dat moest hij bekopen met een pak slaag. Mijn moeder wou de Duitsers eerst te lijf gaan met een fles wijn maar hield zich gelukkig net op tijd in. Een buur die een bandencentrale had, wou ook de vlag niet groeten. De Duitsers wilden hem neerschieten, maar zijn vrouw kwam naar buiten gelopen met hun kindje met een waterhoofd. Daarom ontzagen de soldaten hem toch.
Af en toe kwamen de Duitsers inkopen doen in onze winkel. Ik had toen altijd schrik. Mijn moeder luisterde vaak naar de Engelse radio, maar moest telkens snel de radio uitzetten. Mijn tante werd wel eens betrapt en is toen acht dagen gevangen gezet door de Duitsers.”
Kauwgom en nylonkousen
“Op de dag van de Bevrijding, 6 september 1944, gingen we in de Doorniksewijk kijken naar de intocht van de geallieerden. Die reden de stad binnen met veel tanks. We volgden hen naar de Grote Markt, waar ze kauwgom en nylonkousen uitdeelden onder de Kortrijkzanen, dingen die wij nog niet kenden. Iedereen lachte en danste. Toch kon ik nog maar moeilijk geloven dat de militairen geen Duitsers waren. De helmen van beide legers leken immers goed op elkaar. De angst en emoties werden me zelfs even te machtig.”
Feest, maar niet voor iedereen
“’s Avonds was er een groot feest op de Grote Markt met vuurwerk. Maar het was niet voor iedereen feest. Enkele vrouwen die aangepapt hadden met soldaten werden kaalgeschoren. Daarna plunderden en vernielden sommigen de huizen van de ‘zwarten’, Kortrijkzanen die mee geheuld hadden met de Duitsers. In het tumult was het onderscheid tussen schuld en onschuld soms flou. Ik heb een man zien neerslaan met een grote hamer. Het bloed gutste uit zijn hoofd. Het was een lieve oude man, maar zijn zoon had meegevochten met de Duitsers aan het Oostfront.”
De zoete smaak van vrijheid
“Na de Bevrijding begon men voedsel zoals bananen te verdelen onder de bevolking. Elke grossist, dus ook mijn vader, mocht die naar de Kortrijkse scholen brengen. Ook cacao en chocolade werden verdeeld via voedselbonnen. Onze confiserie kreeg die in zakken van 25 kg. Ik moest die verdelen in zakjes van 50 gram en zat volledig onder de cacao.
Stilletjesaan keerden ook onze soldaten terug van het front. Wij trokken elke dag naar het station om onze familie, vrienden en kennissen te verwelkomen. Ze zagen er meestal totaal uitgeput uit en waren amper vel over been.”
Onverwachte romantiek
“Een neef van mij was tijdens de oorlog krijgsgevangene in Oost-Duitsland. Daar verbleef hij bij een moeder en haar dochter. Met die laatste is hij een relatie begonnen. Op een gegeven moment loog ze dat ze in verwachting was, om met mijn neef te kunnen trouwen. Toen hij na de oorlog met dat meisje terugkeerde naar België, was mijn tante daar fel tegen gekant. Ze moest echt niets weten van Duitsers, een gevoel dat wel bij meer Belgen leefde. Zo ging mijn moeder bijvoorbeeld heel graag op reis met een autocar, maar is ze nooit naar Duitsland willen reizen. Het toeval wil trouwens dat mijn kleinzoon nu ook in Leipzig woont en daar een Duitse vriendin heeft.”
Meer verhalen over de Tweede Wereldoorlog